
- Belijdenis in de hervormde kerk te Boskoop gedaan, toen ze er pas woonden. In Waddinxveen is Zwamborn nog lid geweest van Immanuelkerk, maar nu is hij geen actief lid meer. In zijn jeugd moest Zwamborn verplicht naar de zondagsschool.
De belangrijke waarde: ‘Heb je naaste lief zoals jezelf’, hield hij van zijn opvoeding over. Zo heeft hij veel met de familie op. ‘LIEFDE is het belangrijkste in het hele leven. Als iedereen daaraan zou doen,dan had je verder niets nodig’. - Kermis. In Gorkum was in november de jaarlijkse koeien- en paardenmarkt. Hij ging er een beetje stiekem heen. Het mocht wel, maar hij kreeg geen geld mee, hoogstens voor een zuurstok. Die kermis was veel simpeler dan nu, `met al die elektrische apparaten`.
- Betaalweek was alleen in Boskoop de gewoonte bij kwekers: één keer per jaar, in september, werden alle rekeningen betaald. In Waddinxveen kregen we zelf een keer per maand cash betaald door de gemeenteontvanger, die met een tas met geld rond kwam. Hij ging met een tas vol geld naar de overkant, waar Aart zat. Onder Van der Hooft ging dat al gauw per giro.
- Politiek. Moeder deed er niet aan, vader was van de CHU, later na, zijn tweede huwelijk, bij de ARP want zijn tweede vrouw was gereformeerd. Vader is 87 geworden, aan politiek heeft-ie niet veel gedaan.
- Kerkelijk leven. Vader was ouderling, dus kerkelijk actief, ook voor de zending.
- Eten, koken. De meest voorkomende gerechtenwaren erwtensoep, boerenkool, en allerlei andere koolsoorten, naakte kindertjes in het gras. Na het eten moest iedereen helpen aardappels schillen, want dan was men bij elkaar, inclusief vader. In de oorlog is er nog een aardappelschilmachine geweest.
- Toetjes. Pap, o.a. gorte- en maizenapap (bloempap), kant en klaar in glazen flessen met rode aluminium dop, van de melkboer die aan de deur kwam. Of zelf gekookt: griesmeel, custard, havermout. Er was nog geen yoghurt.
- Tafelgewoonten. Iedereen had een vaste plek aan een lange uitschuiftafel. Er was een bank gemaakt voor vier personen, dan waren er minder stoelen nodig.
- Verschillen tussen sociale lagen. Je moest eten wat de pot schafte. Bij Aart was er meestal vlees bij de maaltijd. Dat kwam vaak van de boerderij te Hedel: eigen slacht. In het koude keldertje werd de balkenbrij en zure zult bewaard, gerechten die hij lekker vond. Er was ook boerenmetworst en ham ook van eigen slacht. Er werd gerookt in de schoorsteen, waar ook hammen hingen.
- Wintervoorraad. Aardappelen kwamen uit Hedel. Deze werden in een grote hoeveelheid gebracht en in de kelder bewaard. Op het laatst gingen ze spruiten en zaten ze allemaal als een kluwen in elkaar.