Historisch Genootschap Waddinxveen

J. Willemstein

Feesten: niet aan gedaan, ook geen carnaval. Wel gingen ze op zijn vaders verjaardag al met z’n allen uit eten, wat niemand toen deed. Dit doet Jan nog steeds op zijn verjaardag. In zijn vrije tijd was hij geen lid van een sport-  of andere vereniging (er was ook geen geld voor), dus las hij boeken en deden ze spelletjes. Wel bezocht hij de Jeugdvereniging van de kerk (dat was vanzelfsprekend) en hij moest ook elke week naar catechisatie. Bij vrienden thuis kwam hij niet zo want toen hij op de kweekschool zat, moest hij ’s avonds huiswerk maken op het internaat. Hij kreeg daar begeleiding van oudere jaars of de surveillant in de studiezaal. Het was er doodstil, de jongens die intern waren, zaten ook te studeren. Daarna ging hij naar huis en was het bedtijd. Zijn ouders waren er op die manier zeker van dat hij zijn huiswerk had gemaakt. Op de kweekschool ging hij beter zijn best doen dan op het gymnasium. Daarna ging hij in militaire dienst, waarna hij ging werken.

Cultuur: Muziek, maar ook  beeldende kunst  heeft Jan altijd erg geïnteresseerd  (tekeningen, schilderijen en beelden). Hij had er met Nel  en heeft er nu ook met Gerda veel plezier in om de tentoonstellingen van vaak moderne kunst  in de vele musea van heel Nederland  te bezoeken, wat zij per trein doen. Jan en Gerda hebben een brede belangstelling. Niet alleen de musea in Amsterdam (Rijksmuseum, Stedelijk museum) maar ook andere Nederlandse musea bezoeken ze graag,

Postzegels verzamelen: een hobby waar hij als jongen al mee is begonnen. Jan probeert series van postzegels compleet te maken en hij doordat hij lid is van een vereniging  correspondeert hij over de hele wereld. Hierdoor krijgt hij ook postzegels en de postzegels die hij niet kan gebruiken, ruilt hij weer.  De jeugd doet daar niet meer aan. Het levert geen geld op, maar wel veel  plezier.

Een baantje in zijn jeugd heeft Jan nooit gehad, wel speelde hij met heel veel plezier tijdens kerkdiensten, maar dat bracht geen geld op omdat men zei dat hij ‘anders toch in de kerk zou zitten’. Hij speelde hij ook tijdens veel begrafenisdiensten.

Openheid  Jan is open over zijn houding  t.o.v. ziekte en dood. Voor zichzelf heeft hij niet in alles precies voor ogen wat hij zou kiezen aan het eind van zijn leven: dat hangt af van de situatie.

Buurt. Hij vindt zijn eigen buurt (zijn flat) prettig en kent iedereen. Jan is bewust in Waddinxveen blijven wonen, want hij heeft het goed naar zijn zin tussen de vele bekenden. Hij heeft veel belangstelling  in mensen en trekt bewust tijd uit voor ontmoetingen.                                                                                                                           Jan heeft zich vanuit de Ontmoetingskerk opgegeven voor de ziekendienst en brengt als vrijwilliger bezoek aan zieken in het  ziekenhuis of verzorgingshuizen in de regio Gouda. Voor Jan is dit plezierig vrijwilligerswerk en niet belastend. Jan kent hen vaak, probeert hen zo mogelijk ook zelf aan de praat te krijgen. Vertellen en voorlezen hoort tot de activiteiten .

Sociale lagen. Jan denkt niet in sociale lagen, maar in mensen. Hij ergert zich grenzeloos aan mensen die zich te hoog voelen voor bepaalde standen en klassen en denkt niet in dat soort termen. Dat was al in de tijd dat de gastarbeiders in de 60-er jaren kwamen, ‘ maar zij hebben ons hier wel uit de brand geholpen. De maatschappij heeft hen hard nodig en ieder mens heeft zijn waarde. Ook nu er te weinig arbeidskrachten bestaan in bepaalde sectoren, speelt dit opnieuw’. Hij heeft het alleen over mensen. Hij ontkent niet dat die rangen en standen  bestaan, maar dat hoef je niet op de spits te drijven. Soms wordt hij verleid daar zijn mening over te uiten, maar meestal zegt hij daar niets over. Jan gaat (graag) met iedereen om, of hij nu professor is of alleen lagere school heeft.                                                                                   In de tijd dat er examens werden afgenomen op de Kweekschool, hebben ze als eindexamenkandidaten stampij gemaakt omdat ze bij de mondelinge examens professoren van de Universiteit kregen als gecommitteerden. Voor Nederlands moest je in die tijd veel van Vondel lezen. Zo kregen ze Anton van Duinkerken voor Nederlands, pseudoniem voor prof. Asselbergs,  die de leerstoel Vondel had (hoogleraar Nederlandse Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen). Voor pedagogiek kregen ze prof. Gielen die ooit minister van Onderwijs is geworden. Maar de leraar Nederlands zette hen met 2 benen op de grond door te zeggen: “Dat zijn ook doodnormale mensen als ze uit hun bed komen en zich ’s morgens staan te wassen.”


Cultuurhistorie van de Parel aan de Gouwe