2018 interview Jan Willemstein
[Van dit interview is ook een pdf-versie beschikbaar, inclusief foto’s. Klik voor de pdf-versie hier.]
In het eerste deel vertelt Jan Willemstein over zijn opleiding en zijn carrière.
In het tweede deel vertelt hij over zijn jeugd en verdere levensloop.
1e deel Opleiding en loopbaan Jan Willemstein, zomer 2018
1952-1957 Opleiding Kweekschool met hoofdakte (5 jaar) . Dit gaf de bevoegdheid om hoofd van een basisschool te kunnen worden.
1957-1959 Militaire dienst (luchtmacht) gedurende 1 ½ jaar (een half jaar korter door zijn baan in het onderwijs). Na zijn dienstplicht, die met een half jaar werd verkort in verband met het lerarentekort, ging hij in 1959 werken aan de mulo te Zwijndrecht.
1959 benoeming aan de mulo te Zwijndrecht: leraar Frans en Biologie. Na een succesvolle sollicitatieperiode had hij 5 benoemingen op zak. Hij koos voor Zwijndrecht, waar hij 5 jaar op de Ulo werkte. Jan kreeg hier een vaste aanstelling. Voor Frans kreeg hij dispensatie. Terwijl hij daar al les in gaf, studeerde hij Frans LO. Door de snelle groei van het leerlingenaantal kon je in die tijd al les geven in een vak als je je bevoegdheid nog niet had. Er waren 5 bevoegdheden: 3 moderne talen, wiskunde en handelskennis. Haalde je er een bevoegdheid bij, dan ging je meer verdienen. De hoofdakte was inclusief de akte Biologie, later is hier een aparte akte voor gekomen.
Toen het leerlingenaantal zo hard groeide, liep je kans wanneer je meerdere akten had ook les te moeten geven in een vak waar je wel een bevoegdheid voor had, maar waar je geen leservaring in had. Het aanzien van onderwijzer of leraar was hoog in die tijd. Maar toen het leerlingenaantal weer afnam en er bovendien niet goed betaald werd voor het vak, ging dat aanzien achteruit. Dit heeft tot gevolg gehad dat er nu zo moeilijk leerkrachten gevonden kunnen worden.
Augustus 1964, benoeming te Waddinxveen
In 1964 krijgt Jan zijn akte van benoeming tot leraar Frans en Biologie bij de Stichting voor Christelijk Mulo aan de Koningin Wilhelminaschool, Beatrixlaan 4 te Waddinxveen. (Deze school lag bij de oprichting op 1 april 1913 naast de kerk aan de Passage)
Kon. Wilhelminaschool, Beatrixlaan 4
(ansichtkaart)
Al in 1967 werd Jan directeur van de Koningin Wilhelminaschool, toen directeur Dijkshoorn vlak voor de zomervakantie plotseling overleed. Jan was toen al adjunct directeur. Hij moest diploma’s uitreiken en het volgende schooljaar starten. De directeur en de adjunct directeur gaven naast de leiding aan de school ook les. Een adjunct directeur had extra taken naast het lesgeven, maar kreeg niet extra betaald. In die tijd stond er ook een lagere school (hervormd) aan de Onderweg, waarvan bovenmeester Krins eveneens op de Klokkenberg had gezeten.
De school groeit uit zijn voegen
Door de snelle groei van het aantal leerlingen zat de Koningin Wilhelminaschool op een gegeven moment op wel 13 locaties in Waddinxveen, zoals o.a. in het Ketelhuis in de Oranjewijk (nu moskee) , een uitbouw van het oude gemeentehuis aan de Gouwe, noodgebouwen achter de Mauritslaan tegen de dijk en noodgebouwen in de Mozartlaan, ongeveer waar nu het medisch centrum is. De leerlingen pendelden heen en weer en soms ook de leraren, wat erg veel tijd kostte. In 1976 werd de Koningin Wilhelminaschool een scholengemeenschap: naast de mavo kwam er ook een lto afdeling; Jan vond dat er in zo’n groot dorp ook een beroepsopleiding nodig was. Een nieuw gebouw was zeer gewenst om alle dependances te kunnen sluiten , wat later tot stand kwam aan de Sniepweg (nu Oude Dreef genaamd).
Nieuwbouw
Het Nederlands Hervormd onderwijs en het Chr. Nationaal onderwijs in Waddinxveen hadden eigenlijk allebei een eigen mulo gewild, maar burgemeester Van der Hooft bepaalde dat ze moesten samenwerken; er moest dus 1 christelijke mulo komen. Er werd een stichting voor christelijk Mavo te Waddinxveen opgericht. De bouwplannen waren in het midden van de jaren zeventig zover gevorderd, dat de Rijksgebouwendienst zijn goedkeuring verleende tot de bouw van een nieuwe mavoschool[1]. Door de stichting van de scholengemeenschap, bestaande uit mavo plus lts, liepen de bouwplannen echter vertraging op. Het ministerie wilde alleen een gebouw voor beide typen onderwijs. De nieuwe school werd gebouwd in 2 fases. Jan Willemstein legde de eerste steen (nu in bezit van het HGW) en eind 1978 werd de eerste fase van de school opgeleverd. Hierin kwamen praktijklokalen voor de technische vakken. In de daarna gebouwde tweede fase kwamen theorielokalen. Op 8 februari 1980 werd de opening verricht door burgemeester Smallenbroek. Dit gebouw werd later onderdeel van het Coenecoopcollege en is nu zelfs het enige gebouw van het huidige Coenecoopcollege.
Eerste steen gelegd door Jan Willemstein (foto HGW)
De Wadde In 1986 werd de naam “Koningin Wilhelminaschool” veranderd in “De Wadde”, na een fusie met de LHNO “De Rank” aan de Esdoornlaan (ook wel de Huishoudschool genoemd). Deze hoorde oorspronkelijk onder het ministerie van Landbouw. De nieuwe naam is bedacht door docent Hans Geel: (doorwaadbare plaats waar je droogvoets kon doorkomen). De schitterende keuken met granieten aanrechten van de school aan de Esdoornlaan werd door de inspecteur afgekeurd vanwege de verhuiskosten naar het nieuwe schoolgebouw aan de Sniepweg. Jan bereikte dat daar toch een nieuwe keuken a f 400.000,- in kwam, die nu nog steeds gebruikt door het Coenecoop College.
De Wadde, aquarel Wijtze Visser
De Wadde was een christelijke scholengemeenschap en werkte daarin samen de rechtsere Ned. Hervormde Schoolvereniging, die een aantal lagere scholen in beheer had. Het was Chr. Nationaal onderwijs, toegankelijk voor alle christelijke kinderen. Maar desgewenst werden andere kinderen ook toegelaten. Daarnaast waren er in de omgeving meer scholen, zoals rooms-katholieke scholen, openbare scholen (bijv. de Kohnstamm school) en de Reformatorische scholengemeenschap de Driestar te Gouda. Ook ontstond de Middenschool, waaruit de beweging ontstond allerlei soorten scholen onder 1 dak te brengen. Niemand was enthousiast om grote scholengemeenschappen te vormen, maar de politiek was voor samenvoeging, waarschijnlijk vanwege bezuiniging (1 schoolgebouw, 1 directie). Onderwijskundig was het een probleem – n.l. niet voor de hand liggend – en de leerlingen waren ook erg verschillend. Bij elkaar gaven ze een probleem in de brugklas (aanvankelijk zelfs een 2 jarige brugklas), wat ook wel werd ontdoken door in dakpanklassen de leerlingen “hun vet te geven”. De klassen werden gesplitst, maar niet zodanig dat dit buiten de regels viel.
vlnr Kees Dijkshoorn, secr. ICW, Gert van Drunen, adj. dir. Lts, Jan Willemstein dir. Wadde , Hans Geel adj.dir. lhno (foto HGW)
1995 Het Coenecoopcollege; de vorming van een nieuwe school.
De schoolleiders van de 4 scholen, de protestants christelijke scholengemeenschap De Wadde, de Kohnstamm mavo, de Samenwerkingsschool en de Don Bosco mavo in Boskoop, hadden het idee tot samenvoeging al eens overdacht in de tachtiger jaren, toen het Ministerie van Onderwijs de vorming van brede scholengemeenschappen aan de orde stelde. Het idee van samenvoeging kwam oorspronkelijk dus niet van de gemeente. Het was overigens niet zo makkelijk. Ook was Jan Willemstein er voorstander van om het beroepsonderwijs in Waddinxveen te behouden. Bij de aanvang van de samenvoeging had de Samenwerkingsschool 1700 leerlingen. De Wadde had het grootste aantal van de andere scholen: 600 leerlingen (dit aantal was ook het maximum, door latere daling van het aantal kinderen). De Don Bosco had toen ong. 200 a 250 leerlingen.
Van de Samenwerkingsschool , CSG De Wadde , de katholieke Don Bosco en de openbare Kohnstamm mavo hadden de eerste drie elk hun eigen bestuur (met eigen kapitaal); ze hadden goed zicht op hun financiën en konden direct handelen . Zij hadden de vorm van een stichting. De Samenwerkingsschool was zeer ruim georganiseerd met een uitgebreide inspraak van de ouders. De besturen van De Wadde en de Don Bosco konden zelf heel direct aan de slag. De Kohnstamm viel onder de gemeente; deze school had wel een Ouderraad, maar de beslissingen werden door de gemeente genomen. De gemeente had niet veel geld voor de samenvoeging over, wat voor frictie zorgde. Ook moesten de verschillende zuilen bijeengebracht worden. Het proces heeft jaren geduurd. Wethouder Karel van Soest heeft alle partijen bijeen gebracht, zo ontstond de fusie. Eerst kwam er een bestuurlijke fusie (notarieel vastgelegd). Daarna boog men zich over gebouwen, de inrichting van het onderwijs, de leerlingen, de klassengrootte en de rechtspositie van de docenten: welke leraar gaf volgens de behaalde akte les aan welke leerling, waren er teveel leraren? De bereidheid tot lesgeven van 1e graads docenten was niet groot om op 2e of 3e graads niveau les te geven, wat lastig was bij bijv. invallen. De klassen van het VWO waren kleiner.
Er was nog een 2e plan voor een fusie. De schooldirecteuren hadden van onderaf al veel voorbereidend werk gedaan voor een fusie, waar uiteindelijk een scholengemeenschap voor lbo, mavo, havo en vwo uit voortkwam. De Samenwerkingsschool (lees: de Gemeente) is parallel óók bezig geweest om een school voor meer onderwijsvormen op te zetten. Zij hadden al een gebouw, er moest een 2e school bij komen voor de combinatie De Wadde, Don Bosco, Kohnstamm. Deze 2 bewegingen werden elkaars concurrenten. De wethouder van Onderwijs, Karel van Soest, is daarna de vergaderingen gaan leiden wat heeft geleid tot 1 school. De schooldirecteuren hebben de fusie echter naar eigen inzicht tot stand laten komen.
Afvalputje. Groot nadeel was het ontstaan van het afvalsysteem: leerlingen probeerden zo hoog mogelijk in te stromen en als dat niet lukte, deden ze een stap lager. Het vmbo werd het afvalputje van het onderwijssysteem, wat niet motiverend was voor deze groep van leerlingen. Men keek erop neer – wat fout is, want technische mensen heeft de maatschappij heel hard nodig. Deze leerlingen hoorden in hun omgeving vaak dat ze het niet konden. Ze waren daardoor moeilijk te motiveren. Onderwijskundig gezien is dat moeilijk. Gelukkig zijn er veel docenten die daar feeling voor hebben. Dankzij hen konden leerlingen na de vooropleiding van het vmbo doorstromen naar een volgende gespecialiseerde opleiding om goede vakmensen te worden. Hiervoor verdienen deze docenten een pluim!
Allochtonen brachten hun kinderen het liefst naar het toenmalige lbo om daar een vak te leren. Hiertussen zaten leerlingen die intellectueel makkelijk naar de havo hadden gekund; ze verveelden zich en zaten te klieren, waardoor docenten een probleem hadden. De opleiding kreeg daardoor de naam dat allochtonen toch niet konden leren en men dacht dat die leerlingen niet deugden. De school kon niet terugvallen op de ouders. De Nederlandse ouders wilden hun kinderen hierom niet graag meer op het vmbo hebben. Het voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) is door deze verschillende oorzaken in een moeilijke hoek terecht gekomen. De scholen van nu proberen deze leerlingen het onderwijs te geven wat bij de leerlingen past en wat zij nodig hebben.
De VMBO-scholengemeenschap “ De Wadde” (1986) omvatte de afdelingen Mavo, Bouwtechniek, Installatietechniek, Metaaltechniek, Verzorging, Huishoudkunde en Handelskennis. De opleiding werd aangepast op de vraag van het bedrijfsleven, waar Jan een nauw contact mee had. Hij kon als directeur geen lid worden van de ICW (Industriële Club Waddinxveen) worden, maar werd 1 x per maand uitgenodigd op hun contactuur, waar ook mensen met kleine industriële bedrijven kwamen en waar het gemeentebestuur en de politie bij waren. Hier werden ook lezingen gegeven over o.a. politieke maatregelen, gecombineerd met borrel en discussie. Hij kon er in een informele setting contacten leggen en inzicht krijgen in de vraag van het bedrijfsleven. Regionaal regelde de ICW open dagen bij grotere bedrijven voor basisschoolleerlingen, die het beroepsonderwijs in wilden gaan. Zij konden daar kennis van nemen, wat o.a. belangrijk was i.v.m. komend personeelstekort en verschuiving binnen de arbeidsmarkt. Basisschoolleerlingen gingen daar per bus naartoe .
1995 afscheid van school. Bij het ontstaan van het Coenecoop College heeft Jan nog enkele jaren meegewerkt aan de totstandkoming van het Coenecoopcollege met betrekking tot de stichting, de identiteit, de statuten en de inrichting van het onderwijs. Daarna ging Jan met vervroegd pensioen.
———————–
2e deel De jeugd en verdere levensloop van Jan Willemstein
Jan is geboren op 23 maart 1936 als jongste uit het gezin van 4 kinderen, hij had 1 broer en 2 zussen. Zijn vader was chemisch analist in de crisisjaren op NYMA kunstzijdefabriek, later ENKA, daarna AKU geheten. Hij overleed in 1973. Zijn moeder was huisvrouw. Jan is geboren en getogen in Nijmegen. Hij ging naar de enige plaatselijke christelijke lagere school op een half uur lopen van huis.
Oorlogservaringen. De vader van Jan speelde een belangrijke rol in het verzet. Jan weet er weinig over, want het was uiterst geheim. Zijn vader sprak er met geen woord over. Zelfs zijn vrouw wist niet wat hij deed, zodat hij geen onderscheidingen heeft gekregen na de Bevrijding.
Luchtaanval. Als gezin moesten ze wel aan eten en fruit komen. Tijdens de oorlog mocht hij met zijn moeder bij een boer die kruisbessen verbouwde, regelmatig bessen plukken. Op een keer maakten ze daar een luchtaanval mee, ze zaten in het open land wat hij nooit is vergeten – het liep goed af.
Bierkelder. Aan het eind van de oorlog woonde hij 9 maanden met 500 mensen onderin een bierkelder van een paar verdiepingen, deze was bij hen in de straat. Ze moesten uit hun huizen voor de Duitsers, die daarin trokken – later zaten de Geallieerden erin. Hij kwam niet op straat (levensgevaarlijk) en ging in de 3e klas lang niet naar school. Alleen de vaders gingen wel eens in de huizen kijken. Bij hen in het zuiden werden ze eerder bevrijd (sept. ’44) dan de rest van Nederland, al vóór de hongerwinter (‘44/’45). Voor zijn 9e verjaardag kreeg hij in maart 1945 als cadeau een wittebrood en een pakje boter en hij mocht nèt zoveel suiker op zijn boterham doen als hij wilde. Hij was toen nog te klein om te beseffen wat voor impact de Hongerwinter op de rest van Nederland had.
Huwelijk. In 1961 trouwde Jan met Nel Kaasschieter (geb. 1938, overl. in 1999) uit Gorkum. Zij wilde pianolerares worden, wat ook lukte. Nel studeerde piano aan het Conservatorium te Utrecht en deed examen te Antwerpen. Ze kwam uit een heel muzikaal gezin; haar vader was muziekleraar (verschillende instrumenten), dirigent en organist in Schoonhoven. Jan leerde haar kennen omdat hij stage moest lopen op scholen en bij jeugdverenigingen. Toen hij begin 20 was, werd hij via de Kweekschool attent gemaakt op zomerkampen voor oorlogsslachtoffertjes (veelal gehandicapte kinderen), die in een vakantiecentrum werden georganiseerd door de Stichting ‘Het vierde Prinsenkind’. Daar leerde hij Nel kennen, die net als hij ook vrijwilliger was: ‘romantischer kàn niet!’
Kinderen. Jan en Nel kregen 2 zonen: George (gerechtsdeurwaarder) en Sjaak (hovenier).
Relatie. Nu heeft Jan een relatie met Gerda Looijen , destijds lerares aan het LHNO te Waddinxveen en Gouda
Kerkelijke gezindte: PKN
School: Kleuterschool en lagere school in Nijmegen. Daarna enkele jaren Gymnasium, waar hij niet veel aan zijn huiswerk deed en bleef zitten in de 2e klas. Toen hij in 3e weer bleef hij zitten, wilde hij naar de Kweekschool. De 4 jaren op het gymnasium werden gelijkgesteld aan het examen mulo als voorwaarde voor toelating Kweekschool.
1952-1957 De Normaalschool Op den Klokkenberg , de 1e christelijke onderwijzersopleiding in Nederland, later Kweekschool genaamd, te Nijmegen. Hier was een jongensinternaat bij. Jan woonde thuis. In Zetten was ook een onderwijzersopleiding met een meisjesinternaat, deze fuseerde later met De Klokkenberg.
Loopbaan:
1957-1959 Militaire dienst (luchtmacht) gedurende 1 ½ jaar (een half jaar korter door zijn baan in het onderwijs). 1959 benoeming aan de mulo te Zwijndrecht: leraar Frans en Biologie. 1964 benoeming aan de mulo te Waddinxveen: leraar Frans en Biologie, later adjunct directeur. 1967 directeur Koningin Wilhelminaschool. 1986 De Wadde ontstaat na fusie van CSG Kon. Wilhelminaschool met LHNO De Rank (huishoudschool). 1994 Vorming van het Coenecoop College. 1995 afscheid van school: bij het ontstaan van het Coenecoop College ging Jan met vervroegd pensioen.
Ouderlijk huis Het gezin van Jan woonde in een huurhuis, na de oorlog werd dat huis eigendom van zijn ouders. Bij een verbouwing voor 1950 kregen ze een douche en een cv, wat heel vooruitstrevend was voor die (eenvoudige) tijd. Daarvóór werd je gewassen in een teil.
Spelletjes: sjoelen, Mens erger je niet, Monopoly, dammen, hoedje wip.
Radio/TV Er was wel radio distributie, waar per maand een zegeltje voor werd betaald waarvoor het toestel te leen was. Tv was er nog niet.
Dagblad: Nijmeegs dagblad, later kwam Trouw in de bus.
Tijdschriften: Moeder, Margriet (vanaf de oprichting).
Vakantie en ook tijdschriften waren er aanvankelijk niet bij na de oorlog met een gezin van 4 kinderen. Later nam de welstand iets toe en konden ze met vakantie naar de andere kant van het land, wat een dagreis kostte. Aanvankelijk naar Katwijk, toen Oostvoorne. Eerst met de boot vanaf Nijmegen naar centrum Rotterdam. Vanaf Rotterdam Feyenoord (Rosestraat) met de tram naar Oostvoorne, op Voorne en Putten: een dag reizen. Er ging voor een maand kleding mee naar het huisje. De kist met bagage vervoerde Van Gend en Loos al van tevoren. ’s Zomers mocht je het natuurgebied in, waar je duizenden vogels zag in natuurgebied De Grote Beer.
Uitgaansleven: Was er niet in die tijd.
Muziek: Jan begon toen hij jong was van muziek te houden, wat levenslang een hobby van hem werd. In zijn gymnasiumtijd (begin jaren 50) werden er jongens gerekruteerd van het gymnasium voor het jongenskoor om de Mattheuspassion van Johann Sebastian Bach uit te voeren. Hier deed hij 2 jaar aan mee, voor hij van stem wisselde. Halverwege de jaren 50 ging hij in zijn eentje in Nijmegen naar een concert van het Concertgebouworkest. Muzikale belangstelling had hij niet meegekregen van thuis (alleen zijn zus had dat ook een beetje). Organist: Jan was gedurende 60 jaar organist, waarna hij daarmee stopte. Hij heeft dat met groot genoegen gedaan, maar mist het niet. Wel luistert hij vaak naar orgelmuziek en gaat met plezier naar concerten. Hij kreeg orgelles van een lerares in Nijmegen op een harmonium, die ook wel de “Psalmpomp” of “de cirkelzaag des geloofs” werd genoemd. Aangezien hij orgel kon spelen, was het vanzelfsprekend dat hij aanvankelijk kinderen begeleidde op de zondagsschool en het Kerstfeest. Dat hij later in de kerk speelde was ook logisch, aangezien hij anders toch ook naar de kerk ging. Thuis zongen ze met elkaar ook wel liederen van Johannes de Heer bij het orgel. St. Bavo, Haarlem
Jan bleef lang organist tijdens kerkdiensten, maar ook tijdens huwelijks- en rouwdiensten. Foto’s tonen Jan bij kerkorgels in bijv. de Remonstrantse kerk, de St. Bavo in Haarlem, in Parijs en in Nieuw Zeeland etc. Jan bewaart alle fotoboeken, die zijn vrouw Nel daarover heeft gemaakt.
Politiek: heeft zijn interesse nooit zo gehad. Zijn vader wel (ARP).
Feesten: niet aan gedaan, ook geen carnaval. Wel gingen ze op zijn vaders verjaardag al met z’n allen uit eten, wat niemand toen deed. Dit doet Jan nog steeds op zijn verjaardag. In zijn vrije tijd was hij geen lid van een sport- of andere vereniging (er was ook geen geld voor), dus las hij boeken en deden ze spelletjes. Wel bezocht hij de Jeugdvereniging van de kerk (dat was vanzelfsprekend) en hij moest ook elke week naar catechisatie. Bij vrienden thuis kwam hij niet zo want toen hij op de kweekschool zat, moest hij ’s avonds huiswerk maken op het internaat. Hij kreeg daar begeleiding van oudere jaars of de surveillant in de studiezaal. Het was er doodstil, de jongens die intern waren, zaten ook te studeren. Daarna ging hij naar huis en was het bedtijd. Zijn ouders waren er op die manier zeker van dat hij zijn huiswerk had gemaakt. Op de kweekschool ging hij beter zijn best doen dan op het gymnasium. Daarna ging hij in militaire dienst, waarna hij ging werken.
Cultuur: Muziek, maar ook beeldende kunst heeft Jan altijd erg geïnteresseerd (tekeningen, schilderijen en beelden). Hij had er met Nel en heeft er nu ook met Gerda veel plezier in om de tentoonstellingen van vaak moderne kunst in de vele musea van heel Nederland te bezoeken, wat zij per trein doen. Jan en Gerda hebben een brede belangstelling. Niet alleen de musea in Amsterdam (Rijksmuseum, Stedelijk museum) maar ook andere Nederlandse musea bezoeken ze graag,
Postzegels verzamelen: een hobby waar hij als jongen al mee is begonnen. Jan probeert series van postzegels compleet te maken en hij doordat hij lid is van een vereniging correspondeert hij over de hele wereld. Hierdoor krijgt hij ook postzegels en de postzegels die hij niet kan gebruiken, ruilt hij weer. De jeugd doet daar niet meer aan. Het levert geen geld op, maar wel veel plezier.
Een baantje in zijn jeugd heeft Jan nooit gehad, wel speelde hij met heel veel plezier tijdens kerkdiensten, maar dat bracht geen geld op omdat men zei dat hij ‘anders toch in de kerk zou zitten’. Hij speelde hij ook tijdens veel begrafenisdiensten.
Openheid Jan is open over zijn houding t.o.v. ziekte en dood. Voor zichzelf heeft hij niet in alles precies voor ogen wat hij zou kiezen aan het eind van zijn leven: dat hangt af van de situatie.
Buurt. Hij vindt zijn eigen buurt (zijn flat) prettig en kent iedereen. Jan is bewust in Waddinxveen blijven wonen, want hij heeft het goed naar zijn zin tussen de vele bekenden. Hij heeft veel belangstelling in mensen en trekt bewust tijd uit voor ontmoetingen. Jan heeft zich vanuit de Ontmoetingskerk opgegeven voor de ziekendienst en brengt als vrijwilliger bezoek aan zieken in het ziekenhuis of verzorgingshuizen in de regio Gouda. Voor Jan is dit plezierig vrijwilligerswerk en niet belastend. Jan kent hen vaak, probeert hen zo mogelijk ook zelf aan de praat te krijgen. Vertellen en voorlezen hoort tot de activiteiten .
Sociale lagen. Jan denkt niet in sociale lagen, maar in mensen. Hij ergert zich grenzeloos aan mensen die zich te hoog voelen voor bepaalde standen en klassen en denkt niet in dat soort termen. Dat was al in de tijd dat de gastarbeiders in de 60-er jaren kwamen, ‘ maar zij hebben ons hier wel uit de brand geholpen. De maatschappij heeft hen hard nodig en ieder mens heeft zijn waarde. Ook nu er te weinig arbeidskrachten bestaan in bepaalde sectoren, speelt dit opnieuw’. Hij heeft het alleen over mensen. Hij ontkent niet dat die rangen en standen bestaan, maar dat hoef je niet op de spits te drijven. Soms wordt hij verleid daar zijn mening over te uiten, maar meestal zegt hij daar niets over. Jan gaat (graag) met iedereen om, of hij nu professor is of alleen lagere school heeft. In de tijd dat er examens werden afgenomen op de Kweekschool, hebben ze als eindexamenkandidaten stampij gemaakt omdat ze bij de mondelinge examens professoren van de Universiteit kregen als gecommitteerden. Voor Nederlands moest je in die tijd veel van Vondel lezen. Zo kregen ze Anton van Duinkerken voor Nederlands, pseudoniem voor prof. Asselbergs, die de leerstoel Vondel had (hoogleraar Nederlandse Letterkunde aan de Katholieke Universiteit Nijmegen). Voor pedagogiek kregen ze prof. Gielen die ooit minister van Onderwijs is geworden. Maar de leraar Nederlands zette hen met 2 benen op de grond door te zeggen: “Dat zijn ook doodnormale mensen als ze uit hun bed komen en zich ’s morgens staan te wassen.”
Reizen. Jan en Gerda reizen beiden ontzettend graag en vaak. Vroeger ging Jan al vaak met Nel en de kinderen kamperen. Vlak na de oorlog in de 50er jaren werd hij op het spoor gezet door een oom die met hem en een stel neefjes en vriendjes op de Veluwe ging kamperen – met materiaal van 3 x niks: lekke tenten zonder grondzeil, koken op een vuurtje, de pannen moesten geschuurd worden, er mislukte van alles. Ze reden er op de fiets heen: berg op, berg af. De fiets was een doortrapper met 1 handrem: levensgevaarlijk als ze de heuvel afreden! Reuze lol met z’n allen. Hij en ook de anderen zijn die oom altijd dankbaar gebleven voor deze ervaring. Later ging hij vele malen kamperen (het materiaal werd steeds beter) met een tent, vouwwagen, caravan, later een camper. Daarmee maakten Jan en Gerda grote reizen door Europa tot in Rusland via Polen en de Baltische staten. Ook met de trein reisden ze: bijv. naar en in Zwitserland met allerlei mooie treinen. Met het vliegtuig gingen ze onder andere ettelijke keren (via tussenstops als Sjanghai) naar Nieuw Zeeland, waar ze met een auto rondreisden. Deze reizen maken ze meestal individueel. Jan heeft daar plezier in; hij is een talenmens en komt er altijd wel uit in gebieden waar men geen Engels spreekt. Verder reizen ze met de trein naar steden om een museum te bezoeken en de stad te bekijken.
Gemeente Waddinxveen. Jan heeft er nooit voor gekozen om zelf deel uit te maken van de politiek, maar hij kreeg wel veel te maken met de gemeente. In zijn werkzame leven heeft hij vaak overleg gehad met het gemeentebestuur, waarmee hij van laag tot hoog goed kon samenwerken. Ook is hij voorzitter geweest van de bibliotheek, waardoor hij direct te maken had met de politiek, omdat het ook over geld ging. De werknemers waren betaalde krachten met een contract en er was heel veel vakkennis. De gemeente wilde echter dat de bibliotheek een vrijwilligersorganisatie werd. Jan verdedigde in de gemeenteraad het personeel te vuur en te zwaard, hij vond dat ze betaald moesten worden en op cursus moesten, bijv. op het gebied van ICT. Verder is hij ook gevraagd mee wel eens te denken over kwesties van de gemeente in een Denktank: ‘Hoe vertel ik het de burger’, als vertegenwoordiger zonder ruggespraak, maar gewoon vanuit zijn ervaring als ‘schoolmeester’.
Waardering. Het Waddinxveense gemeentebestuur krijgt een compliment van hem voor wat wèl goed gaat: het verkeer werd veiliger door fietspaden, er zijn verkeerslichten, de renovatie van verschillende wijken, waardoor het er esthetisch goed uit zie. De veiligheid is toegenomen en de tevredenheid is omhoog gegaan bij de bevolking.
Er gaan ook dingen niet door, of lopen verkeerd vanwege de aard van de Waddinxveense bevolking, zoals de vertraging van de bouw op de plek van het oude postkantoor, waar onderkomens gepland zijn voor mensen met een beperking; ook de kleindochter van Jan hoort daarbij. Dit zit al jaren in de pen, maar helaas voor deze mensen is er een enorme vertraging ontstaan door protest van buurtbewoners.
Middenstand/ waarvoor ging men naar de stad. Jan heeft in zijn jeugd altijd in de grote stad gewoond (Nijmegen). Hij kent het dorp Waddinxveen “pas” vanaf 1964. In die begintijd kocht hij zijn kleding zoals velen nog niet in Waddinxveen. Vroeger / nu: Vroeger werkten de winkeliers in Waddinxveen niet samen: een beetje de dorpsmentaliteit. Nu steken er enkele winkeliers met kop en schouders bovenuit, wat ruimer is dan de winkels met kleding en voedsel. Hiermee gaan we goed vooruit. Deze processen lopen langzaam. Intussen heeft het sommige kleinen de kop gekost. De groenteboer, bakker, slager zijn tegenwoordig in de supermarkt te vinden. Maar grote supermarkten met een heel uitgebreid assortimenten zijn passé. Winkels raken leeg, boekenzaken worden niet meer opgestart. Schoenen en kleding worden per post bezorgd. Vroeger kwamen de groenteboer, de melkboer en de bakker aan de deur – nu kun je je boodschappen door de supermarkt thuis laten brengen (tegenwoordig ook inclusief de verse waren), of bestel je tafeltje dekje. Openingstijden. Vroeger stond je regelmatig voor een gesloten winkel, want de openingstijden waren niet uniform. Nu is dat bij sommige winkels nog steeds niet zo, wat onhandig is voor de klant. Ook sluiting tussen de middag is erg dorps. De zondagsopening : Jan vindt dat men dit gewoon moet doen. En wie er problemen mee heeft: niet kopen of de winkel niet open doen, dat moet iedereen maar zelf weten. De eigenaar van de winkel moet dat maar regelen met zijn personeel. Zelf winkelt hij uit gewoonte niet op zondag, maar dat is niet uit principe. Het is in Waddinxveen een politiek item. Jan vindt het niet te maken hebben met rechts of links. Het heeft volgens hem hooguit te maken met een rustdag. Ook voor mensen die niet kerkelijk zijn, kan de zondagsrust van belang zijn; dit is niet iets wat speciaal voor kerkmensen geldt. Ook anderen willen vaak wel 1 dag per week rust. Hieronder vallen ook middenstanders die op zondag niets verdienen.
Horeca / uit eten In zijn jeugd uit eten op vaders verjaardag. Verder niet, dat kon niet. Nu gaat hij wel regelmatig uit eten: verandering van spijs doet eten.
De veranderingen die nu binnen Waddinxveen plaatsvinden zijn positief t.a.v. cultuur. Langzamerhand groeit Waddinxveen naar een goed leefbaar fatsoenlijk dorp, waar het fijn is om te wonen. De ouderwetse mentaliteit van de nadruk van de kerk is veranderd. Het is nog wel moeilijk om over sommige kwesties te praten, maar Jan vindt dat de toon niet neerbuigend moet zijn. ‘Het is tegenwoordig bon ton’ om denigrerend te praten over de kerk/kerkgangers’. Je moet wel respectvol kunnen praten met elkaar. Een mening is okay, maar denigreren niet.
Luisteren. Er zijn veel dingen gaande in Waddinxveen, maar deze gaan niet altijd van een leien dakje. Hij vindt dat er met respect gepraat moet worden over mensen die naar de kerk gaan. Daar moet men vrij in zijn, i.p.v. elkaar te veroordelen. Luister ook eens naar iemand anders. Jan hoorde eens een lezing over contacten en respect met als thema: Heeft u vandaag al naar iemand geluisterd? Jan eindigt met een grap: vroeger had je een zwarte bakelieten telefoon die een hoorn had met bovenaan 3 gaatjes en onderaan 10 gaatjes. Onderin zitten er meer: (want) daar praat je in! Er wordt vaak meer gepraat dan geluisterd!
- Aanvulling op het interview.
Jan bewoog zich veel op maatschappelijk terrein waaronder ook op Oecumenisch gebied. Hij is altijd oecumenisch bewogen geweest en liet daar zijn sporen na. Oorspronkelijk was hij gereformeerd. In Nijmegen was hij jarenlang organist in de Gereformeerde kerk maar ook in de Doopsgezinde kerk. In Waddinxveen speelde hij als organist niet alleen elke week in de Remonstrantse kerk, maar bovendien 1 x in de 14 dagen in de Ontmoetingskerk.
Zijn bestuursfuncties: Voorzitter van de bibliotheek te Waddinxveen Bestuursvoorzitter van de school Tergouw; een inservice opleiding voor verpleegkunde en ziekenzorg te Gouda Voorzitter cliëntenraad van de Vierstroom Voorzitter Raad van toezicht van de Rabobank te Waddinxveen Voorzitter van de Stichting Ontmoetingskerk (een samenwerking van de rooms katholieke kerk en de gereformeerde kerk) , die eigenaar was van de Ontmoetingskerk. Voorzitter van Samenspraak (tot voor kort): een overlegorgaan tussen de Victorparochie, de Remonstrantse kerk, de Immanuelkerk en de Ontmoetingskerk, die met elkaar de Adventsvespers organiseren: vaak in de Victorkerk, maar in december 2018 in de Remonstrantse kerk. Ook organiseren zij gezamenlijk met de gemeente een aantal activiteiten, zoals de 4 mei Herdenking, die jarenlang plaatsvond met een bijeenkomst in de Ontmoetingskerk.
Jan Willemstein ontving hiervoor een Koninklijke onderscheiding, hij is Ridder in de orde van Oranje Nassau.
Dankbaar. Jan heeft altijd met veel genoegen (samen) gewerkt en gewoond in Waddinxveen: 54 jaar lang. Hij genoot van alle werkzaamheden in het onderwijs en als intermediair tussen leerlingen, medewerkers, ouders en bestuurders en ook genoot hij al die tijd op muzikaal en sociaal gebied. Iedereen die hierin een fantastische rol speelden is hij heel dankbaar.
[1] Reformatorisch Dagblad, 9-2-1980, pag.2