Historisch Genootschap Waddinxveen

D. Kaptein

 15 oktober 2021                                   D. Kaptein  

 

Dirk Kaptein is een trotse Waddinxvener. Hij vindt het een geweldig dorp, is er geboren en getogen en woont er nog steeds met heel veel plezier.

Zijn vader Matthijs Kaptein (* 29-8-1908, 4-12-1986) werd geboren in Alphen aan de Rijn en groeide op in Woerdense Verlaat. Zijn moeder Jantje Booij (* 23-3-1909, † 16-7-2007) woonde  in Emmen, Drenthe, haar vader was turfschipper. Later, toen Jantje’s vader overleden was en haar moeder hertrouwde met dhr. Stoter, verhuisde het gezin naar Bodegraven, waar Jantje woonde toen ze Matthijs Kaptein leerde kennen. Matthijs Kaptein en Jantje Booij trouwden op 10-10-1929.

Dirk Kaptein werd als hun oudste kind geboren op 9 april 1930, zijn moeder moest toen vanwege hevige bloedingen met de baby naar het ziekenhuis in Leiden. Later werden er nog 3 broers en een zusje geboren. Het huwelijk van Matthijs en Jantje was een ‘moetje’ en toen Jantje haar zoon Dirk wilde laten dopen, mocht dat van de kerk alleen als zij spijt betuigde. Maar Jantje weigerde dat. Daarna wilde Jantje’s moeder Dirk ten doop aanbieden, maar de kerk accepteerde ook dat niet zonder spijtbetuiging. Ook zijn broers en zus zijn niet gedoopt, uit teleurstelling over de houding van de kerk. Ze werden wel christelijk opgevoed. Dirk ging naar de School met de Bijbel in de Oranjelaan en ook naar catechisatie. Maar het gezin ging van lieverlee niet meer naar de kerk.

Matthijs, zijn vader, werkte aanvankelijk in Nieuwkoop op een maalderij[1] voor granen en zaden. Daarna trad hij in dienst bij coöperatie de Eendracht aan de Brugweg (nu Gouwemeubel), de directeur was dhr. Jonkheid. Later begon dhr. Jonkheid voor zichzelf, hij nam Matthijs mee naar een vierkant pakhuis aan de Zuidkade. Matthijs had al jong zijn rijbewijs en reed met een vrachtwagen de geschoonde zaden naar de boeren. In de 30-er jaren verdiende hij ook wel eens wat bij door ’s nachts te ‘billen’ (groeven hakken in molenstenen) bij de maalderij van Janmaat aan de Noordkade. In de eerste oorlogsweek, mei ’40, werd er vanwege het gevaar niet gewerkt bij Jonkheid. Hij kreeg ook geen salaris, zijn vrouw Jantje was radeloos! In die week na het uitbreken van de oorlog, vlak voor Pinksteren, bracht Janmaat nog wel f10,- en een zak erwten, zodat zij nog net boodschappen kon doen bij de winkel van Jan van Triet. Daarop nam zijn vader ontslag bij Jonkheid en hij ging enkele maanden puin van de bombardementen in Rotterdam rijden, met een open vrachtwagen van vervoersbedrijf Tinus Zijderhand (Noordkade, tegenover de huidige HUBO). In 1941/1942 moest hij naar Duitsland, waar hij als chauffeur werkte. Het gezin kreeg toen steun en wekelijks werd er een cheque verzilverd bij het postkantoor. Hij is éénmaal met verlof thuis geweest. Dr. Van der Linde sr. praatte hem ‘een rugprobleem’ aan, waarna hij thuis kon blijven. Hij heeft toen in de polder aardappels gerooid (najaar). In 1943 moest hij opnieuw naar Duitsland. Het gezin en hijzelf wisten niet van elkaar of ze in leven waren. Na de oorlog keerde zijn vader als chauffeur voor de geallieerden terug, gewapend en in militair uniform. Hij was gestationeerd in Eysden. Met de Amerikanen reed hij achter het front aan om vluchtelingen en militairen thuis te brengen. Zijn broer uit Gouda kwam vertellen dat hij thuiskwam; Matthijs had daar eerst geïnformeerd hoe het met zijn gezin ging. Hij bracht een kist met eten en eierpoeder voor hen mee en gooide hun brood van spinaziezaad in de Gouwe, want dat vond hij geen eten..

Jantje, zijn moeder, had een zwaar leven. Ze had een verschrikkelijk zware taak door de verantwoording over 5 kinderen. Ze was depressief door de omstandigheden; in de oorlog is zij daarvoor ook enkele keren in Amersfoort opgenomen. De kinderen verbleven dan bij kennissen in Amsterdam en gingen niet naar school. Ze was erg angstig, zoals bij onweer. Toen haar man in Duitsland te werk was gesteld, was zij ’s nachts zo bang dat een buurmeisje bij haar kwam slapen. Ze voedde de kinderen ook angstig op – niet zo vreemd, want Dirk hoorde ’s nachts soms urenlang bommenwerpers vliegen – schieten kan hij zich niet herinneren. Ze waren zo arm dat er soms geen eten was. Moeder was zuinig en verdeelde het voedsel in porties over alle kinderen.

HUIS  Ze woonden eerst aan Kleikade 46. Toen Dirk 6 jaar was, werd de huur verhoogd met een kwartje per week. De hele Kleikade zou protesteren, maar alleen zij gingen daar weg, ze verhuisden naar Noordkade 219 (later werd dat omgenummerd naar 185). Het huis lag aan de Gouwe, schuin tegenover Van der Loo Machinebouw en is later afgebroken. Het had een voorkamer, waar ze niet veel zaten (behalve met visite) en een keuken, waar gekookt en gegeten werd. Tussen de middag aten ze warm. Jantje werkte hard, er was geen stofzuiger en geen wasmachine. Ook de was werd in de keuken gedaan. ’s Zondagsavonds werd de was in een ketel op het vuur gezet en opgekookt. ’s Maandags werd de was gedaan, waarbij een houten stamper werd gebruikt. Daarna hing de was aan lijnen boven hun hoofd te drogen. Bij mooi weer lag ‘het witte goed’ soms op het grasveldje. Veel kleding hadden ze niet, ieder had één extra stel kleren. Op zondag kregen ze schone kleren en die hield je de hele week aan. De keuken was ook de enige plek waar je je kon wassen en warm water kon maken. Zijn moeder zette de kinderen op tafel om hen te wassen met een washandje en warm water uit een teiltje. In de oorlog was er alleen een klein noodkacheltje, overal haalden zijn broertjes hout vandaan, wat kleingemaakt werd opgestookt. Boven waren 2 kamertjes: een slaapkamer voor vader en moeder en een voor zijn zus. De jongens sliepen allemaal op zolder: Dirk sliep met twee broertjes in een breed bed, een ander broertje sliep in een 1-persoonsbed. ’s Avonds ging de lamp aan: een kaarsenpitje dat op olie dreef, wat weinig licht gaf. Ook ging de kachel dan uit. Moeder zat dan sokken te stoppen of te verstellen, ze was nooit klaar. In de oorlog was het om 20.00 u. spertijd. Om 21.00 u. gingen ze naar bed, ook vanwege de kou. Dat deed iedereen in de buurt, want men moest vroeg beginnen en nog niemand had een radio.

De OORLOG was een tijd van honger, kou, angst en zorgen. Het was op allerlei gebied behelpen. Had een pan een gat, dan kon je geen andere pan kopen. Hij werd dan gerepareerd en lekvrij gemaakt door er een ‘stop’ op te schroeven (twee plaatjes metaal met asbest ertussen). Schoeisel en kleding werden telkens versteld: lap op lap en herstel op herstel. Alles hing aan elkaar, want er was weinig te koop en alles was op de bon. Er werden ook wel klompen gedragen. Oude kleren van volwassenen werden wel vermaakt tot kinderkleren. Geld voor cadeaus was er niet, Dirk was al blij met een stuiver om een uur een step te kunnen huren.                                                                                                                                                                    

SCHOOL Dirk was een late leerling, de peildatum was 1 april en hij was jarig op 9 april, zodat hij nog een jaar moest wachten tot hij naar school mocht. Op de Willem van Oranjeschool had hij op zaterdag vrij, maar op woensdag de hele dag school i.t.t. tot de RK school en de openbare school, om de bokken van de schapen te scheiden. Het was een arme tijd in de dertiger jaren. Toen zijn vader werkloos was, kregen ze steun. Dirk kon een poosje niet naar school omdat hij geen goed schoeisel had. De diaconie gaf hem klompen, zo kon hij toch weer naar school. Bij een schoolreisje gingen ze per fiets naar speeltuin ‘De Kleine Betuwe’ in Haastrecht.                                                                                             In de zomers van 1943 en 1944 ging Dirk vaak met een vriendje langs de boeren om eten te vragen.

WERK  In augustus 1944 werd hij als oudste zoon vervroegd van de lagere school gehaald, die toen nog uit 8 klassen bestond. Hij moest zorgen voor brood op de plank en ging werken bij zaadhandel Oudijk aan Zuidkade 12. Dirk liep daar in 20 minuten naartoe op schoeisel wat diverse keren versteld was. Het woonhuis en het magazijn stonden tussen het Raadhuis en de Jan Dorrekenskade in, met daarachter de tuinderij, die nog voorbij de Kruiskerk tot aan het spoor reikte en van de Jan Dorrekenskade (waar de kassen stonden) tot de brede Botersloot (of ook wel Blomsloot). Deze liep achter het notarishuis waar nu de Stationsstraat is, parallel aan de Kerkweg. Ten zuiden van die sloot waren landerijen, er was nog geen bebouwing. De Kanaalstraat was er al wel en liep dus dwars door de tuinderij. Het was een bedrijf in allerlei groentezaden, zoals erwten, bonen, spinazie en wortelen, op contract aangeleverd door boeren in de omgeving, maar ook veel uit Zeeland. Op de tuinderij

 

werden ook witlof en tomaten in kassen gekweekt. ’s Zomers werkte Dirk op de tuinderij aan de Jan Dorrekenskade en ’s winters in het pakhuis om zaad af te wegen en te verpakken voor verzending. Ook bracht hij de zendingen per bakfiets naar het postkantoor. Er werkten helaas alleen oudere mensen in de tuin. Dirk moest al om 6 uur beginnen, dus om 5.15 u schoot hij zijn bed al uit, wat hij verschrikkelijk vond. De werkdag duurde tot 18.00 uur en op zaterdag tot 12 uur. Per week werkte hij dus ± 55 uur en hij had geen vakantiedagen. Hij liep zonder ontbijt naar zijn werk. Om 9 uur had hij een half uur ‘schaft’. Hij kreeg dan hete erwtensoep, gekookt door Maarten Heikoop, in een van thuis meegebracht blik (oud koekjesblik). Een deel van de soep bewaarde hij, om ’s middags koud te eten. Eenmaal in de week kreeg hij brood, gemaakt van spinaziezaad. Tussen de middag had hij anderhalf uur schafttijd om thuis warm te eten: het eenzijdige eten in de hongerwinter kwam elke dag van de gaarkeuken. In het begin was er nog wel wat voedsel, maar later heeft Dirk ook gestolen wat hij kon om thuis eten te hebben. Oudijk had pootuien, op contract geteeld en opgehaald bij diverse boeren. Deze lagen te drogen op de gehuurde zolder van de eerder genoemde Eendracht aan de Brugweg. Dirk moest ze ‘omzetten’ en er de rotte uien uit halen. Die winter vroor het en de Gouwe lag dicht. Dirk nam een jutezak mee en vulde hem met uien, stak de bevroren Gouwe over en bracht ze naar de Noordkade om ze thuis op zolder uit te spreiden. Ook nam hij weleens aardappels mee, die door een schuit waren gelost bij Bakker (tegenover Dobbelmann) om op een boerenkar te worden vervoerd naar de fabriek van Dobbelmann. Daar werd er naar zeggen brandstof voor V1 bommenwerpers van gemaakt. De schipper gooide ook aardappels op de oever, die door meisjes en jongens werden opgeraapt en meegenomen naar huis. Dirk nam dan vrij van zijn baas en ging op en neer naar huis met heel veel aardappels. Zo konden ze thuis aardappelen met ui eten, of ui met aardappelen. Ze hadden die winter naast het eten van de gaarkeuken elke dag voedsel en konden er tot het eind van de oorlog van leven.                                                                                                                                        Na 3 jaar werken bij Oudijk zei deze tegen Dirk dat het werk eigenlijk niets voor hem was. Dirk solliciteerde en vond in september 1947 prettiger werk bij tabaksfabriek Dobbelmann, waar veel Rotterdammers werkten. Op zaterdag lag de hele fabriek lag stil, want het was te duur om de fabriek voor een halve dag op te starten. Daarom werkten ze lange dagen, van 7.30 u tot 17.30 u. (in het totaal 47,5 uur per week). Hij kreeg vijf vakantiedagen per jaar en drie snipperdagen, waarvan één verplicht op de maandag na de vakantieweek, wanneer de fabriek weer opgestart werd. Tussen de middag had men slechts een half uur schafttijd in de kantine (nu bedrijfsverzamelgebouw). Dirk bloeide op, hier trof hij veel jonge mensen. Hij kreeg er vrienden met wie hij ook vakanties doorbracht. Ze fietsten naar hun vakantieadres en sliepen in een gehuurde tent op strozakken. Bij Dobbelmann werd shag, pruimtabak, sigaretten etc. gemaakt en het bedrijf verhandelde ook koffie. Dirk werkte er ook kort bij de kerverij, waar de tabak versneden werd. Elke werknemer kreeg 10 pakjes shag in de maand. Iedereen had wel een blikje bij zich, wat men elke dag op het werk aanvulde. Het had tot gevolg dat de hele familie Kaptein (behalve moeder) zat te roken, zodat de keuken blauw zag, met de was boven hun hoofd.

JEUGD in zijn jonge jaren ging hij met zijn vrienden op zaterdag en zondag naar Gouda, bijv. naar de bioscoop. Na het voetballen at hij thuis om 17.00 u. en fietste daarna met zijn vrienden naar Gouda. Ze hadden nog geen radio en in die tijd bestond tv nog niet. In Waddinxveen kon je dan een kanon afschieten, maar in Gouda was het ongelofelijk druk op de Kleiweg, waar de jongelui vanuit alle omliggende plaatsen naartoe kwamen (Stolwijk, Moordrecht, Waddinxveen etc.) Ze gingen dan ‘stijfselen’: rondjes op de Kleiweg lopen en naar de meisjes kijken. Je ging niet uit met een meisje, maar je ontmoette hen daar. Er zijn heel wat huwelijken uit voortgekomen. Om 22.00 uur dronken ze een biertje en speelden ze biljart, waarna ze naar huis fietsten. Later (± 1960) luisterden ze naar hoorspelen op de radio of naar het populaire NCRV programma ‘Mastklimmen’ van Johan Bodegraven; door vragen te beantwoorden klom je in de mast naar boven en kon je een gerookte worst winnen.

MILITAIRE DIENST  Toen hij 19 jaar was, moest hij in dienst. Hij verliet Dobbelmann met een prachtig getuigschrift. Op de verjaardag van zijn moeder (23 maart 1949) vertrok hij naar de Hojelkazerne in Utrecht. Ze keek hem met tranen in de ogen na, want in die tijd woedde de Korea oorlog waar je als vrijwilliger naar toe kon gaan. In 1950 zijn inderdaad enkele soldaten vanuit die kazerne naar Korea gegaan. Dirk maakte deel uit van de verbindingstroepen. Eenmaal in de week had hij vrij vervoer van en naar Utrecht, hij ging ook wel liften. Hij was een vlugge leerling, na zijn opleiding werd hij al na een halfjaar gedetacheerd naar Schoonhoven, waar hij als centralist de telefoon bemande. Soms had hij weekenddienst. Het was saai, hij las er veel want er was niet veel te doen. De vergoeding was drie kwartjes per dag, later f1,- . In vrije weekends ging hij op de fiets naar huis. Al met al duurde zijn dienstperiode een jaar.

Na zijn dienstplicht kon hij opnieuw terecht bij Dobbelmann. Het was een sociaal bedrijf. Hij mocht er ook douchen. (Zijn moeder ging in die tijd naar het badhuis in Gouda.) Er waren allerlei clubs voor de werknemers zoals een tafeltennisclub, een voetbalclub en een toneelclub. Dirk vond het een geweldige tijd en deed met alles mee. Hij speelde ook toneel, net als de telefoniste en haar jongere zus Lia Alblas, met wie hij later trouwde. Lia was de kleindochter van de directeur van Houthandel Alblas. Zij werkte als kapster bij Doeleman in de Oranjelaan. Toen ze wilden trouwen, kwamen ze niet in aanmerking voor een woning, daarvoor moest je getrouwd zijn. In die tijd kon je een afspraak maken met de burgemeester, wat Dirk deed. Uiteindelijk stemde burgemeester Warnaar erin toe dat ze toch een oud huisje kregen in de Stroobuurt (Kerkweg 172) waarna het huwelijk plaatsvond.

HUWELIJK  Dirk Kaptein en Cornelia (Lia) Alblas trouwden op 24-10-1957. Hun woning stond tegenover de Gereformeerde kerk, op de plek waar later supermarkt C 1000 stond. Ze kregen er 2 zonen: Matthijs (Mat)  (8-10-1958) en Cornelis Gerardus (Cock) (27-10-1961). Na vijf jaar wilde de gemeente de huizen afbreken ten behoeve van te bouwen winkels (de latere Passage). Toen Prins Bernhard kwam om de oude huisjes in de Stroobuurt op te blazen, klonk er een harde knal, maar alle huizen bleven staan. Alleen de ruiten van de winkels aan de Passage lagen eruit (vandaar het gezegde ‘Krotje roer me niet’). Aanvankelijk waren er aan de Passage slechts twee winkels, met een woonlaag: Mulder (kledingzaak)  en Doeleman (kapper). Later werden er meer winkels met een woonlaag bijgebouwd.                                                                                                                                                                                      Op 6-1-1963 verhuisden Dirk en Lia naar Prunusstraat 30, waar ze ± 50 jaar met veel plezier woonden. Vanaf 2011 werd hun adres Kastanjelaan 68.

Dirk werkte met veel plezier bij Dobbelmann. Het werk was heel afwisselend. Hij haalde zijn rijbewijs en al gauw daarna zijn busrijbewijs, als een van de eersten bij Dobbelmann. Hij begon op de afdeling Bezorging als bijrijder op de trailer. Wanneer een chauffeur ziek was, mocht hij hem vervangen. Er waren 2 bedrijfsbussen waarmee werknemers naar Alphen en Rotterdam heen en weer werden gereden. Er was ook een heel wagenpark van bestelwagens om bestellingen weg te brengen. Later vervoerde hij de bestelde shag, sigaretten, pruimtabak en koffie met een bestelwagen door Noord-Holland. De route voerde door de bollenstreek, Alkmaar, de Zaanstreek en via Amsterdam weer terug, hij genoot ervan. De winkeliers betaalden contant, Dirk reed dus met heel veel geld in de wagen. Ook bracht hij er personeel in de omtrek mee weg, wat goed betaalde omdat het na werktijd was. Daarna kwam hij in de Expeditie terecht. Op den duur kreeg hij de leiding over Expeditie/Verpakking. Door concurrentie viel Dobbelmann om in 1960.

Ardath Tabacco, een Brits/Amerikaanse tabaksfabriek (geen koffie), nam Dobbelmann toen over. In de overgangsfase leverde Ardath al losse tabak per vrachtwagen aan Dobbelmann, waar het  verpakt werd in Ardathverpakking. Wegens personeelstekort in Waddinxveen haalde Dirk gedurende zes weken vóór werktijd personeel op uit Dordrecht, waarna hij gewoon werkte in Waddinxveen. Na werktijd bracht hij hen weer terug naar Dordrecht, dwars door Rotterdam heen: bij elkaar een werkdag van zo’n 12 uur. Dirk viel op bij Ardath, het bedrijf wilde hem in de verzending in Dordrecht hebben. Hij ging daar werken onder leiding van een ander, maar het werk bleek eentonig te zijn, wat hem tegenstond. Dirk vond het daar vreselijk en ging na 3 maanden terug naar Waddinxveen. Tabakbestellingen werden in bakken verzameld door Van Gend en Loos, waarvan er maar één man bij was. Toch werd er niets gestolen, wat nu niet meer zo zou kunnen. Eenmaal per dag kwamen er grote Van Gend en Loos trailers, die de omzet ophaalden en door het hele land vervoerden.

In 1962 kwam de kabelfabriek NKF in het gebouw. Men bood hem werk aan om stand by te staan bij de machines; zolang het goed ging, hoefde hij niets te doen. Dit vond hij onaantrekkelijk en hij ging solliciteren. Later had hij wel eens spijt dat hij daar niet was gebleven, want al had hij niet veel scholing, toch klom hij overal op. Ook bij de NKF had hij zich waarschijnlijk goed kunnen ontplooien. De NKF was een heel sociaal bedrijf. Zo financierde de NKF bijv. nieuwe huizen voor het personeel en mensen gingen er al met 57 jaar met pensioen.

Bij Akerboom vond hij werk als chauffeur op de bodedienst naar Amsterdam. Het was afwisselend, maar hij was ’s avonds pas laat en ongeregeld thuis, wat hem opbrak. Daarom vertrok hij na een klein jaar.

BOONSTOPPEL  Als zijn schoonvader ging jagen, was Dirk er altijd bij, net als dhr. Kees Boonstoppel, die samen met zijn neef Cor Boonstoppel de directie vormde van verffabriek Boonstoppel. Zo kwam hij op het idee daar te solliciteren. Hij werd aangenomen en werkte er dertig jaar. Eerst vulde hij daar bussen met verf en later werkte hij weer bij de Verzending. De laatste vijftien jaar werkte hij in een grote winkel in Den Haag: eerst aan de Amsterdamse Veerkade: vanwege luchtvervuiling de smerigste straat van Nederland. De bestellingen werden via bodediensten verspreid en later via eigen vervoer vanuit Boonstoppel Waddinxveen. De vertegenwoordiger was zijn enige collega. Dirk had daar een grote klantenkring opgebouwd. Later werd de hele straat afgebroken en werd o.a. het Theater aan het Spui en het Spuiforum gebouwd. De winkel werd verplaatst naar Kerketuinen, een buitenwijk richting Westland, waar het heel stil was want de nieuwe locatie lag erg afgelegen.

VUT   In 1991 ging hij met de VUT. Hij was toen 61 jaar en na 47 jaar werk MOET hij nu niets meer, sinds 30 jaar mag hij zijn tijd zelf invullen. De toenmalige directeur Bas Boonstoppel[2] was degene die hem er opmerkzaam op maakte. Bij zijn afscheid sprak deze hem toe. Dirk was al verwend bij zijn 25 jarig jubileum en op zijn afscheidsreceptie kreeg hij een fiets van het bedrijf. Daarna pakte hij af en toe werk aan, zo heeft hij vijftien jaar lang in het najaar zes weken fruit geplukt in de boomgaard bij Van der Spek. Met zijn vrouw maakte hij daar leuke reizen van per touringcar door heel Europa (van de Noordkaap tot aan Gibraltar). Ook gingen ze ’s winters langlaufen. Vroeger kampeerde hij met zijn gezin veel in een tent, tot de jongens niet meer meegingen. Voor zijn werk reed hij veel, maar privé trok het hem niet door Europa te rijden; hij heeft zijn auto nu weggedaan. Dirk en Lia zijn fervente fietsers, zo fietsten zij de Elfstedentocht, de IJsselmeertocht en enkele malen een Vierdaagse. Daarbij maakten ze gebruik van Vrienden van de Fiets. Zijn motto is: ‘Door te bewegen blijf je langer jong”. Nog steeds fietsen ze veel, zoals in het Bentwoud, of ze wandelen. Ze zijn beiden dolgelukkig met alle rotondes in Waddinxveen, waar fietsers nu voorrang hebben. Hij heeft een brede belangstelling en verslindt elke dag 2 kranten. Waddinxveen is zijn grote hobby, hij heeft een collectie van ± 400 ansichtkaarten van Waddinxveen en bezoekt regelmatig de oudheidkamer van HGW aan de Noordkade. Ook verzamelt hij postzegels.                                                             

SPORT In zijn jeugd voetbalde hij jarenlang bij voetbalclub ‘Waddinxveen’ aan het Noordeinde. Aanvankelijk was dat grasland met koeienvlaaien, die de jongens eerst opruimden voor er gevoetbald werd. Er was geen kantine, dus ook geen wasgelegenheid of douche: de jongens gingen bezweet naar huis, waar óók geen douche was. Hij voetbalde op zondag en Lia werkte als kapster op zaterdag tot 18 uur. Tijdens hun verkering ging Dirk op zaterdag voetballen, zodat ze ’s zondags vrij hadden.

 

Hij voetbalde ook twee jaar bij Be Fair[3], op aanraden van Boonstoppel  die erg voor Be Fair was. Dirk is ook ± zeven jaar scheidsrechter voor de jeugd geweest bij de Goudse Voetbal Bond en floot in de hele regio, zoals Stolwijk, Nieuwerkerk, Bodegraven, Zevenhuizen, Gouda, Zwammerdam en Nieuwkoop. Hij stopte in ± 1970, toen de toeschouwers hem te mondig en te lastig werden.

VRIJWILLIGERSWERK   Dirk wilde zich graag nuttig maken. Hij zat in het bestuur van speeltuin ‘De Paddestoel’ toen de kinderen klein waren en hij speelde er voor Sinterklaas. Hij zat tien jaar in de cliëntenraad van Huize Souburgh, toen zijn moeder daar woonde. Verder zat hij in het bestuur van Woningbouwvereniging Waddinxveen.

GEZONDHEID Ondanks het karige eenzijdige voedsel in de oorlog en het harde leven in zijn jeugd heeft hij een blakende gezondheid. Kaptein onderging in 1999 wel een zware operatie vanwege een aneurysma dat in 1998 toevallig werd ontdekt bij een onderzoek, omdat hij bloeddonor was. Dokter Glaser zei toen dat wanneer hij goed werd voorbereid, het te doen was. Een zware operatie, hij had 36 krammen in zijn buik. Ondanks dat was hij na een week thuis. Hartziektes zitten in de familie.

TERUGBLIK   Hij heeft veel moeilijkheden gekend tijdens zijn jeugd en hij kreeg weinig scholing. Hij heeft dan ook geen prettige jeugd gehad. Het begon met de werkloosheid van zijn vader, toen er niets kon vanwege geldgebrek. De oorlogsjaren in zijn kindertijd waren ook een tijd van zorgen. En na de oorlog moest hij lang en hard werken voor weinig. Maar hij heeft er karakter door gekregen en hij durfde verantwoordelijkheden te nemen. Zijn werkgevers stelden vertrouwen in hem en gaven hem altijd kansen.                                                                                                                                                               Beide zonen van Dirk en Lia zijn getrouwd, er zijn 5 kleinkinderen en 5 achterkleinkinderen. Dirk is er reuze trots op dat zijn familie zo hecht is, hij is er dankbaar en gelukkig mee.

WADDINXVEEN vindt hij een prachtige gemeente, met de rivier de Gouwe door het dorp en plekken als het Bentwoud, het Gouwebos, de Petteplas en het Weegje. Wel verandert het sterk door de toegenomen bouw van huizen in Triangel en distributiecentra. Met lede ogen ziet hij dat veel  polders voorgoed worden vernield. Liever ziet hij plekken aan de Oranjelaan, Kerkweg en Esdoornlaan (voorheen Huishoudschool) opnieuw ingevuld. Hij heeft het in Waddinxveen nog altijd erg naar zijn zin. Er heerst een mentaliteit van ‘leven en laten leven’; als je je normaal gedraagt is de reactie ook normaal. Toen ze aan de Kerkweg woonden, speelde hij bijv. op zondag voetbal, terwijl de buren tweemaal naar de kerk gingen: dat kon zonder commentaar.

FOTOBOEK Dirk maakte onlangs een uniek document van het groeiende Waddinxveen! Met zijn schoondochter Rikie Kaptein-van der Veer heeft hij een schitterend fotoboek van het sterk veranderende Waddinxveen gemaakt, waarin hij oud en nieuw Waddinxveen met elkaar vergelijkt d.m.v. naast elkaar geplaatste oude ansichten van Waddinxveen, eigen foto’s, luchtfoto’s etc.!

 

November 2021                                                                                                                                                          Opgetekend door Aleid Abels – de Jong

 

[1]  Daar werden zaden en granen geschoond van takjes en blaadjes d.m.v. een zaadschoonmachine.

[2] Op dat moment vormden de neven Bas en Ad Boonstoppel de directie van de verffabriek.

[3] Be Fair is ontstaan uit onvrede bij voetbalclub ‘Waddinxveen’ waar op zondag gespeeld werd. Maar bepaalde mensen wilden op zaterdag spelen. Be Fair probeerde een neutrale club op te richten, maar kreeg geen toestemming van de Bond, want er was al een neutrale club (‘Waddinxveen’) en een katholieke club (WSE). Daarom werd Be Fair een christelijke voetbalclub.


Cultuurhistorie van de Parel aan de Gouwe