De interieurs van de winkels waren simpel. De prijzen van de koopwaren waren nog laag, niemand had het heel breed. Vrijwel niemand veranderde de toonbank en het was allemaal heel eenvoudig, want je verdiende het ook niet terug dus je moest er langer mee doen.
De bediening vond plaats van achter de toonbank door de eigenaren en gezinsleden in de kleinere zaken. Van Ringelenstein in de Burg.Trooststraat was al aardig groot, het was een familiezaak. Op vrijdag werd er aan huis “gehoord”. Iedereen had een boodschappenboekje thuis waarin de boodschappen werden genoteerd, daarna werden de boodschappen per adres gebracht met de mandfiets. In de interieurs van woonhuizen bij mensen die het goed voor elkaar hadden, waren een voor- en een achterkamer. In de achterkamer werd de hele week geleefd rond de eettafel, in de voorkamer zat je op zondag en werden feesten en verjaardagen gevierd. Daar stond ook het prachtige bankstel waar je bijna nooit op mocht zitten en waar je je hele leven mee deed.
Chique winkels waren er niet in Waddinxveen. Voor de oorlog moesten de mensen kei- en keihard werken om het hoofd boven water te houden. Na de oorlog werd het luxer. Alles moest vernieuwd worden, alles was kapot en er was niets meer: kleren, bedden en lakens, vloerbedekking, meubels: alles was weg. Met de productie daarvan kwam ook meer luxe in het dorp. De meubeltoonzaal van Van Berkesteijn werd juist gebouwd in de tijd van de groei, van meubelboulevards en de Lijnbaan.
14 Horeca
- uit eten
- cafébezoek
- herinneringen aan welke horeca
- interieurs
- sfeerbeschrijving
In de jeugd van Gerard, voor de uitbreiding van Waddinxveen, was het dorp nog maar klein met 9000 inwoners. Er was weinig horeca: vroeger ging men niet uit eten. In Waddinxveen was er eerst niets als je uit wilde gaan. De vader van Gerard ging bijv. altijd dansen in Gouda, waar hij zijn latere vrouw leerde kennen. Later dansten Gerard en vooral ook Jeanne graag in Gouda en de meesten van hun vrienden ook.